6.1-6.2
Stadsgeografie
§ 6.1 – Van dorp tot Deltametropool
Wanneer noem je een nederzetting een stad (stedelijke kenmerken)?
- Veel voorzieningen (cultureel, winkels etc.)
- Een knooppunt van infrastructuur
- Meer dan 10.000 inwoners (grote bevolkingsdichtheid t.o.v. het omliggende gebied)
- Stedelijk uiterlijk
- Stadsrechten
- Beroepsbevolking werkt voor het grootste deel in de secundaire en tertiaire sector
- Hoge bebouwingsdichtheid / veel hoogbouw
Er zijn 3 soorten nederzettingen:
- buurtschap (kleinste)
- dorp (groter)
- stad (grootst)
Ontstaanswijzen Nederlandse steden:
- Uit een historische kern (bv. Middelburg)
- Uit een dorpskern (bv. Assen)
- Nieuw ontworpen (bv. Almere)
Voordelig aan het hebben van stadsrechten is dat je zelf belasting mag heffen en dat je een eigen markt hebt.
Belangrijk is of een nederzetting een zelfstandige gemeente is:
- Zeggenschap over eigen grondgebied
- Vroeger: veel dorpen waren een zelfstandige gemeente
- Nu: meerdere nederzettingen vallen vaak onder een gemeente. Dit heet gemeentelijke herindeling.
Door gemeentelijke herindeling :
- Bespaar je kosten en is er een grotere bestuurskracht
- Staan mensen minder dicht bij de politiek en wordt (in dit geval) Breda heel dominant.
- Zijn er meer mogelijkheden voor de bewoners uit kleine gemeenten.
Aan het eind vd 19e eeuw ontstaan Stedelijke eenheden door Massale ruraal-urbane migratie.
- dit komt bijvoorbeeld door banen.
- Agglomeratie: Als de bebouwing van een aantal nederzettingen aan elkaar groeit (bv. Agglomeratie Breda → prinsenbeek, ulvenhout, bavel, teteringen)
- Stadsgewest: Als steden en/of agglomeraties gaan samenwerken (bv. Stadsgewest Breda → Oosterhout, Drimmelen, Zundert, Etten-leur)
- Stedelijke Netwerken: Als stadsgewesten elkaar overlappen
Stedelijke netwerken:
- Noord- en Zuidvleugel van Randstad (Ookwel gezien als Deltametropool)
- Brabantse stedenrij
- Oostelijke mijnstreek
- Twentestad
Metropool:
- meer dan 10 miljoen inwoners
- hoofdkantoren van belangrijke bedrijven
Meest verstedelijkte provincie in NL → Zuid- Holland
Minst verstedelijkte provincie in NL → Drenthe
Randstad is metropool omdat er hoofdkantoren zitten
Randstad is geen metropool omdat ze niet genoeg inwoners hebben
§ 6.2 – De stad als droom / de stad als nachtmerrie
Fase 1: 1830 – 1965 → Urbanisatie
Fase 2: 1965 – 1990 → Suburbanisatie
Fase 3: 1990 – nu → Re- urbanisatie
Fase 1:
Groei te zien in het aantal inwoners van de grote steden in het westen→ Verstedelijking of Urbanisatie. Dit kan door:
- urbanisatie
- Baby’s (natuurlijke groei)
- industrialisatie
Belangrijkste reden dat mensen weer weggingen → Door mechanisatie is er minder werk.
Veel steden in Noord-Brabant groeiden sterk. Tilburg groeide meer dan breda omdat dat de een na grootste textielstad was.
Fase 2:
Mensen (en bedrijven) trekken uit de stad naar de randgemeenten → Suburbanisatie
Omdat:
- Toename van de welvaart en de stijgende mobiliteit (autobezit) maakt het mogelijk om verder van de stad te gaan wonen.
- Het was vies
- Weinig ruimte
Pullfactoren voor randgemeenten:
- Huizen zijn goedkoper
- Rustig
- Groen
Pushfactoren van de stad:
- Drukte
- huizen zijn lelijk en klein
- Criminaliteit
- Fabrieken
Selectieve urbanisatie:
Niet iedereen verlaat de stad, alleen bepaalde groepen mensen suburbaniseren:
- Jonge gezinnen met een hoger inkomen
Randgemeenten die veel bewoners uit de stad ontvingen:
• Breda: - Rijen
- Etten-leur
- Oosterhout
• Den Haag: - Delft
- Zoetermeer
- Wassenaar
Groepen die niet aan het suburbanisatieproces meededen:
- Oude mensen
- Studenten
- Armen zonder werk
Nadelige gevolgen van de suburbanisatie voor de stad:
- Belastingsinkomsten lopen sterk terug want rijke mensen vertrekken – maar maken wel gebruik van de voorzieningen.
- Oudere mensen krijgen pensioen en zorg
- Uitgaven nemen toe en de inkomens nemen af
- Verpauperde en vergrijsde stad ontstond → nog meer mensen vertrokken
- Doordat de achterblijvende mensen arm en laag opgeleid waren, ontstonden er (sociale) problemen
- Spanningen tussen bewoners door de instroom van veel niet-westerse allochtonen
- Veel werkloosheid
- Criminaliteit neemt toe
- Om het verpauperen tegen te gaan deden veel steden aan Stadsvernieuwing: - Renovatie: Oude panden werden opgeknapt.
- Sanering: Oude panden werden gesloopt en er kwam nieuwbouw voor in de plaats.
Nadelige gevolgen voor de gebieden rond de stad:
- Er ontstaat Ruimtelijke druk.
- De dorpen rondom de stad en het platteland laten het bebouwen dit heet Verstening
- Ondanks de uitbereiding van de infrastructuur ontstaat daar Forensisme (of Pendel), dit zijn grote verkeersproblemen door de toename van het autogebruik.
- dit toegenomen verkeer zorgt ook voor milieuproblemen.
Incidentele oorzaken voor het ontstaan van files:
- autopech
- weersomstandigheden
Soorten knelpunten:
- wegversmallingen: A2, A4, A50
- Hooipolder, Gorkum A27, Hoogmaden A4
- Waar snelwegen de stad in gaan
Reden voor bedrijven om te suburbaniseren:
- files
- grondprijs te duur
- ze gaan met de bewoners mee
Fase 3:
- de overheid ging aan stedelijke vernieuwing doen (Géén stadsvernieuwing).
- hoogwaardige opwaardering stadscentra
- Gentrification
- steden gaan randgemeenten anexeren
- mensen trekken weer van het platteland en de randgemeenten naar de stad.
- Dit is ook weer selectief: vooral jonge mensen (vaak hoog opgeleid en met hoog inkomen) trokken naar (het
centrum van) de stad:
- Gezinnen met kinderen verlaten nogsteeds de stad of gaan in nieuwbouwwijken wonen.
- Mensen met lagere inkomens worden uit de buurten waar Yuppies, Dinkies etc. gaan wonen verdreven doordat die erg populair zijn geworden.
- Buurten bij de binnenstad worden duurder dus armere bevolking trekt weg.
- de armeren en immigranten klonteren samen in goedkopere buurten, dit zijn achterstandswijken.
- Rijke en arme wijken ontstaan → Ruimtelijke segregatie
- Diverse groepen mensen leven geïsoleerd van elkaar → Sociale segregatie
Veel mensen vluchtten in WOII naar Nederland, vooral Molukkers en Indo’s.
Zij vestigden zich hier voor een betere toekomst
Veel Nederlanders gingen in de jaren ’50 naar Canada, de VS, Australië, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland voor werk en door culturele overeenkomsten.
Er waren tekorten aan arbeiders dus haalden de fabrieken Gastarbeiders naar Nederland, zij kwamen hier dan voor een korte periode wonen. Veel Marokkanen en Turken bleven omdat het in hun land economisch gezien slecht ging.
Zij laten hun gezin dan overkomen → Gezinshereniging
De kinderen die in dat gezin worden geboren zoeken hun partner in Marokko of Turkije → Gezinsvormende migratie
Voor mensen uit het buitenland worden vaak de namen gebruikt: Buitenlander, vreemdeling, gastarbeider, arbeidsmigranten, asielzoekers, politieke vluchtelingen, economische vluchtelingen, illegalen, allochtonen.
Er zijn ook onderscheidingen tussen allochtonen:
- westerse allochtoon: Allochtoon uit Europese landen, Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië of Japan.
- Niet-westerse allochtoon: allochtoon uit Afrika, Zuid-Amerika en Azië
- eerstegeneratie allochtoon: Persoon die in het buitenland is geboren en van wie tenminste één ouder in het buitenland is geboren.
- tweedegeneratie allochtoon: Persoon die in NL is geboren en van wie tenminste één ouder in het buitenland is geboren.