Begrippen H 1-3
1.1 |
Greenwichtijd |
De tijd van de sterrenwacht van Greenwich in Londen die op de hele wereld als standaard voor de tijdzones gebruikt wordt |
|
La Belle Époque |
Het mooie tijdperk, 25jr voor WOI 1890-1914 |
|
Tijdzone |
Gebied met dezelfde tijd |
|
Vooruitgangsgeloof |
Het idee dat het leven van de mensheid op den duur steeds beter wordt |
1.2 |
|
|
|
Centralen |
Duitsland, Oostenrijk en hun bondgenoten in WO I |
|
Geallieerden |
Bondgenoten (in de WO I GB, Frankrijk en Rusland |
|
Grote Oorlog |
De Eerste Wereldoorlog |
|
Loopgraaf |
Gang in de grond waar soldaten beschermd zijn tegen de vijand |
|
Militarisme |
Verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft |
|
Mobilisatie |
Het gevechtsklaar maken van het leger voor de oorlog |
|
Oorlogsveteraan |
Iemand die in de oorlog gevochten heeft |
|
Oostfront |
Het oostelijk gebied waar gevochten wordt |
|
Schlieffenplan |
Het strijdplan waarmee Duitsland WO I begon |
|
Tweefrontenoorlog |
Oorlog waarbij in twee gebieden tegelijk gevochten wordt |
|
Wapenwedloop |
Strijd om het sterkste bewapend te worden |
|
Wereldoorlog |
Oorlog waaraan een groot aantal landen van verschillende werelddelen meedoet |
|
Westfront |
Het westelijk gebied waar gevochten wordt |
1.3 |
|
|
|
Bolsjewieken |
Communisten |
|
Bureaucratie |
Ambtenarij, staat met veel abtenaren en ambtelijke regels die de vrijheid verstrikken |
|
Communisten |
Revolutionaire socialisten,aanhangers van Lenin,die een maat-schappij zonder privébezit van productiemiddelen nastreven |
|
Doema |
Russische parlement |
|
Eenpartijstaat |
Staat met één partij, die alle macht heeft |
|
Februarirevolutie |
Dem. rev. die in feb. 1917 de monarchie einigde in Rusland |
|
Geheime dient |
Overheidsdienst die in het geheim werkt om staatsveiligheid te bewaken |
|
Oktoberrevolutie |
Staatsgreep waarbij commun. in okt. 1917 in R. de macht grepen |
|
Rode Leger |
Het communistische leger |
|
Sovjets |
Raden van arbeiders en soldaten die fabrieken en legereenheden bestuurden |
|
Sovjet-Unie |
In 1922 gestichte communistische staat waarin R. verenigd was met andere delen van het voormalige tsarenrijk |
|
Staatsgreep |
Plotselinge gewelddadige overname van de staatsmacht |
|
Witte Leger |
Leger van aanhangers van de tsaar |
1.4 |
|
|
|
Mandaatgebied |
Gebied dat in opdracht van de Volkenbond door een van de overwinnaars uit WO I werd beheerd |
|
Premier |
(minister-president) leider van de regering |
|
Volkenbond |
In 1919 opgerichte volkerenorganisatie |
|
Vrede v. Versailles |
Vredesverdrag dat de geallieerden in 1919 sloten met Duitsland |
|
Zelfbeschikkingsrecht |
Recht van volkeren op een onafhankelijke staat |
2.1 |
Beurskrach |
Sterke en snelle daling van aandelenkoersen op de beurs. |
|
Consumptiemaatschap. |
Samenleving waarin veel consumptiegoederen worden gebruikt |
|
Depressie |
Langdurige achteruitgang van de economie met dalende productie en hoge werkloosheid |
|
Drooglegging |
Verbod op productie en consumptie van alcohol in de VS 1920-1933 |
|
Interbellum |
Periode tussen de 2 wereldoorlogen |
|
Lopende band |
Productiesysteem waarbij werknemers telkens dezelfde handeling uitvoeren aan voorbijkomende producten. |
|
New Deal |
Politiek van president Roosevelt om door overheidsuitgaven de economische crisis te bestrijden. |
|
Roaring Twenties |
De roerige jaren 1920 |
|
uitkering |
Geld dat iemand krijgt, bijvoorbeeld omdat hij werkloos is. |
|
Wereldcrisis |
Achteruitgang van de wereldeconomie |
2.2 |
|
|
|
Collectivisatie |
Privé-bedrijven gaan op in grote gemeenschappelijke bedrijven waarin de boeren alles moeten delen |
|
Fascisme |
Antidemocratische, totalitaire en extreemnationalistische politieke beweging |
|
Grootmacht |
Machtig land |
|
Indoctrinatie |
Het systematisch opdringen van ideeën |
|
Koelakken |
Rijke boeren, communistische scheldnaam voor boeren die niet meewerkten aan collectivisatie |
|
Kolchoz |
Groot landbouwbedrijf waarop boeren samenwerkten en tegen vaste prijzen moesten leveren aan de staat. |
|
Nieuwe Economische Politiek |
Politiek van Lenin vanaf 1921 waarbij boeren en kleine bedrijven mochten werken voor de vrije markt |
|
Planeconomie |
Economie waarbij de staat voorschrijft wat moet worden geproduceerd |
|
Propaganda |
Manier om de mening van mensen te beïnvloeden |
|
Stalinisme |
Variant van het communisme met extreme onderdrukking onder een leider die wordt vereerd |
|
Totalitarisme |
Systeem waarbij het individu volledig ondergeschikt is aan de staat |
2.3 |
|
|
|
Concentratiekamp |
Gevangenkamp |
|
Dolkstootlegende |
Het verhaal dat Duitsland WO I had verloren door verraad van democraten. |
|
Hitlerjugend |
Nationaalsocialistische jeugdorganisatie voor jongens 10-18j. |
|
Inflatie |
Minder waard worden van geld |
|
Links |
Vooruitstrevend, benadrukt het belang van sociale gelijkheid |
|
Nationaalsocialisme |
Extreem nationalistische, totalitaire en racistische politieke beweging |
|
Nazi |
Afkorting voor nationaalsocialist |
|
Rassenleer |
Onjuiste theorie dat er superieure en minderwaardige rassen bestaan. |
|
Rechts |
Behoudend, benadrukt het belang van economische vrijheid |
|
SA |
Afkorting van Sturmabteilung, partijleger van de NSDAP |
|
SS |
Afkorting van Schutzstaffel, de elitetroepen van Hitler |
|
Vrijkorpsen |
Gewapende groepen buiten het leger |
3.1 |
|
|
|
Appeasement(verzoening) |
Politiek om toe te geven aan de eisen van Hitler om de vrede te bewaren. |
|
Blitzkrieg |
Bliksemoorlog: snelle, beweeglijke oorlogvoering |
|
Capitulatie |
Overgave |
|
Diplomatie |
Het voeren van overleg tussen staten |
|
Lebensraum |
Gebieden in Oost-Europa die de Duitsers volgens de nazi’s nodig hadden om te leven |
|
WO II |
Tweede grote oorlog waarin landen van alle continenten betrokken waren. |
|
Vazalstaat |
Staat in dienst van een andere staat |
|
Westen |
Democratieën in Europa en Amerika en hun bondgenootschappen. |
3.2 |
|
|
|
Bezetting |
Toestand waarin een leger een gebied heeft veroverd en in bedwang houdt |
|
Censuur |
Toezicht vooraf op mediaberichten |
|
Collaboratie |
Samenwerking met de vijand |
|
Fout |
Onbetrouwbaar tijdens WOII |
|
Gelijkschakeling |
Alle organisaties moeten de totalitaire overheid volgen |
|
Onderduiker |
Iemand die zich schuilhoudt, om maatregelen te ontgaan |
|
Razzia |
Drijfjacht door politie of leger |
|
Rijkscommissaris |
Hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting van Nederland |
3.3 |
|
|
|
Antisemitisme |
Jodenhaat |
|
Discriminatie |
Onderscheid maken tussen mensen met de bedoeling iemand of een groep achter te stellen. |
|
Jodenster |
Symbool van het jodendom, dat joden op hun kleding moesten dragen. |
|
Jodenvervolging |
Georganiseerd geweld tegen en onderdrukking van joden |
|
Deportatie |
Het wegvoeren van mensen |
|
Doorvoerkamp |
Concentratiekamp vanwaar mensen worden gedeporteerd |
|
Endlösung(eindoplossing) |
Zo noemden de nazi’s de moord op alle joden |
|
Genocide |
Volkerenmoord |
|
Holocaust |
Massale moord op joden tijdens WO II |
|
Pogrom |
Gewelddadige uitbarsting van jodenhaat |
3.4 |
|
|
|
Atoombom |
Bom met een grote vernietigingskracht door splijting van atoomkernen. |
|
Dwangarbeid |
Arbeid die mensen onder dreiging van hun straf tegen hun wil doen. |
|
Kamikaze |
Japanse zelfmoordpiloot |