Begrippen H 4.1 t/m 5.4
4.1 |
Absolutisme |
Beweging voor afschaffing van de slavernij en slavenhandel |
|
Atheïsme |
Niet-geloven in een god |
|
Deïsme |
Geloven dat God de wereld geschapen heeft, maar zich er niet meer mee bemoeit. |
|
mensenrechten |
Rechten voor alle mensen |
|
Indirecte belastingen |
Belasting die je bijvoorbeeld betaalt bij aankoop van producten |
|
Parlement |
Volksvertegenwoordiging |
|
Pruikentijd |
18e eeuw, toen rijke en aanzienlijke mensen pruiken droegen |
|
Rationeel |
Redelijk, door middel van het verstand |
|
Rechtsstaat |
Staat waarin iedereen zich aan de wet moet houden, ook de koning |
|
Standenmaat- schappij |
Maatschappij waarin de bevolking is verdeeld in standen |
|
Standenstaat |
Staat die gebaseerd is op standen |
|
Tolerantie |
Verdraagzaamheid |
|
Verlichting |
Beweging van mensen die vinden dat met het verstand alles kan worden verklaard en dat de maatschappij op rede gebaseerd moet zijn. |
4.2 |
|
|
|
Amerikaanse Revolutie |
Opstand van de dertien Britse kolonies in Noord-Amerika tegen GB, waarbij in 1766 de VS van Amerika ontstonden |
|
Dekolonisatie |
Het onafhankelijk worden van koloniën. |
|
Democr. Rev. |
Ingrijpende politieke verandering, waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd |
|
Federatie |
Verbond van staten die hun eigen zelfstandigheid voor een belangrijk deel behouden |
|
Grondrechten |
Belangrijkste rechten van burgers die in de grondwet zijn vastgelegd |
|
Grondwet |
Wet waarin staat hoe een land geregeerd wordt en wat de grondrechten van de burgers zijn |
|
Moederland |
Land dat heerst over koloniën |
|
Onafh.heid |
Zelfstandigheid, zonder vreemde overheersing |
4.3 |
Trubinaal |
Rechtbank voor bijzondere omstandigheden |
|
Algemeen mannenkies-recht |
Kiesstelsel waarbij alle mannen stemrecht hebben |
|
Constitutionele monarchie |
Koninkrijk waarin de koning is gebonden aan de grondwet |
|
Fr. Revolutie |
Democr. Revolutie in Frankrijk vanaf 1789, waardoor FR een constitutionele monarchie en daarna een republiek werd |
|
Gematigd |
Voorstander van beperkte veranderingen |
|
Guillotine |
Valbijl |
|
Radicaal |
Voorstander van vergaande veranderingen |
|
Schrikbewind |
Regering die heerst door met staatsterreur tegenstanders uit te schakelen en de bevolking bang te maken |
|
Staatsgreep |
Plotselinge en gewelddadige overname van de staatsmacht |
|
Terreur |
Geweld plegen en ermee dreigen met het doel schrik aan te jagen |
4.4 |
Bataafse Revolutie |
Democratische revolutie in NL die leidde tot het ontstaan van de democratische Bataafse republiek |
|
Decimale stelsel |
Systeem met tiendelige getallen, zoals bij gewichten en geld |
|
Franse tijd |
Jaren 1795-1813 toen de Franse invloed overheersend was |
|
Openbare scholen |
Door de overheid gestichte scholen |
|
Pamflet |
Gedrukt geschrift over een actueel onderwerp |
|
Patriotten |
Mensen die van hun vaderland houden; in de 18e eeuw de verlichte voorstanders van de democratie in Nederland |
|
Vrijkorps |
Groep vrijwillige soldaten of gewapende burgers |
4.5 |
|
|
|
Coalitie |
Verbond, samenwerking van verschillende landen of partijen |
|
Code Civil (Code Napoleon) |
Burgerlijk wetboek waarin Napoleon alle regels van het burgerlijk recht liet vastleggen |
|
Dictator |
Niet-koninkrijke alleenheerser |
|
Dienstplicht |
Verplichting om de staat te dienen |
|
Geallieerden |
Bondgenoten |
|
Propaganda |
Ideeën verspreiden |
|
Referendum |
Volksstemming |
|
Tsaar |
Keizer van Rusland |
Hoofdstuk 5.1 t/m 5.4
5.1 |
Dienstensector |
Het deel van de economie dat buiten de landbouw en industrie valt |
|
Energie |
Kracht |
|
Energiebron |
Iets dat energie levert, zoals olie of steenkool |
|
Fabriek |
Bedrijfsgebouw waar met machines producten worden gemaakt |
|
Industrialisatie |
Uitbreiding van fabrieken en de komst van nieuwe fabrieken tijdens de industriële revolutie |
|
Industrie |
Nijverheid, fabrieksmatige productie |
|
Industriële revolutie |
Grondige verandering in de productiemethoden, waarbij handarbeid vervangen wordt door machines |
|
Industriële samenleving |
Samenleving waarin de industrie de belangrijkste sector van de economie is en meer dan de helft van de bevolking in steden woont |
|
Industriesector |
Deel v/d economie dat zich met industrie en mijnbouw bezighoudt |
|
Kapitalistische Samenleving |
Samenleving waarin de productie gericht is op het maken van winst en de productiemiddelen in handen zijn van particul. (kapitalisten) |
|
Landbouwsector |
Deel v/d economie dat zich met landbouw bezighoudt |
|
Mechanisatie |
Het vervangen van handarbeid door machines |
|
Milieu |
De omgeving van de mens, zoals lucht en water |
|
Moderne tijd |
Vanaf 1800 |
|
Verstedelijking |
De groei van de steden |
|
Werkgelegenheid |
Mogelijkheid om door werk inkomen te krijgen |
|
Werkgever |
Iemand die anderen tegen betaling van loon in dienst heeft |
|
Werknemer |
Iemand die in loondienst is bijeen werkgever |
|
Westers |
West-en Midden-Europa, de VS, Canada, Australie, en Nw-zeeland |
5.2 |
Kerkelijke armenzorg |
Door de kerk georganiseerde hulp aan mensen die niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien |
|
Kinderwet van Van Houten |
Wet uit 1874 die het verbood kinderen jonger dan twaalf te werk te stellen in fabrieken en werkplaatsen |
|
Sociale kwestie |
Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders tijdens de industriële revolutie |
|
Sociale wetten |
Wetten die regelen dat het inkomen en de leef- en werkom- standigheden van mensen niet onder een bepaald minimum komen |
|
Vakbonden |
Organisaties van werknemers om samen betere arbeidsomstandigheden en meer loon af te dwingen |
5.3 |
|
|
|
Burgelijke vrijheden |
Rechten van burgers, zoals vrijheid van godsdienst, persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy en het recht om niet zonder proces gevangen te worden gezet |
|
Eerste Kamer |
Deel van de Staten-Generaal waarvan de 75 leden door de Provinciale Staten zijn gekozen |
|
Feminisme |
Politiekmaatschappelijke beweging die naar gelijke rechten voor vrouwen streeft |
|
Kabinet |
De ministerploeg, alle ministers |
|
Liberalisme |
Politiekmaatschappelijke beweging die streeft naar vrijheid |
|
Ministers |
Leden van de regering |
|
Parlementair stelsel |
Politiek systeem waarin het parlement de hoogste macht heeft en de regering alleen met toestemming van het parlement kan regeren |
|
Provinciale Staten |
Bestuur van een provincie |
|
Regeringsleider |
Aanvoerder van regering |
|
Socialisme |
Politiekmaatschappelijke beweging die streeft naar meer gelijkheid |
|
Staathoofd |
Persoon die het hoogste gezag heeft, maar niet de meeste macht hoeft te hebben. |
|
Tweede Kamer |
Deel van de Staten-Generaal waarvan de 150 leden door de Nederlandse burgers zijn gekozen |
5.4 |
|
|
|
Antirevolutionairen |
Protestantse confessionelen in Nederland |
|
Bijzonder onderwijs |
Niet-openbaar onderwijs, bijv. katholiek of protestants |
|
Bourgeoisie |
De rijke burgerij, de bezittende klasse |
|
Confessionalisme |
Politiekmaatschappelijke stroming die uitgaat van het geloof |
|
Conservatisme |
Streven om bestaande toestanden te behouden |
|
Emancipatie |
Streven naar gelijke rechten |
|
Klasse |
Bevolkingsgroep |
|
Marxisme |
De socialistische leer van Karl Marx |
|
Politieke partij |
Organisatie van mensen die zich bezighouden met het overheidsbestuur |
|
Productiemiddelen |
Dingen die de productie mogelijk maken, zoals machines |
|
Schoolstrijd |
Strijd in de jaren 1879-1917 over het betalen van het bijzonder onderwijs door de overheid |
|
Politiek-maatschap-pelijke stroming |
Beweging van mensen die vanuit gezamenlijke opvattingen het overheidsbestuur en de samenleving willen beïnvloeden |