H 5+6
Nieuw Nederlands hoofdstuk 5 en 6
schema maken samenvatting maken
– lees de tekst goed door – lees de tekst goed door
– let op de kernzinnen – hoofd- en bijzaken
– onderstreep belangrijke woorden – onderstreep kernzinnen
– schrijf het onderwerp van de tekst op – hoofdgedachte als begin
– zoek info voor in je schema – gebruik de kernzinnen en maak je samenvatting af
– gebruik streepjes, letters, cijfers en pijltjes
hyperbool
overdrijven
Ik ben doodmoe / een torenhoge rekening
understatement
vervelende zaken minder erg of belangrijk omschrijven dan ze zijn
ik zit in een dipje / het kost een paar centen
litotes
understatement waarbij je het tegenovergestelde ontkent
klinkt niet slecht / niet zo best / geenszins verveeld
eufemisme
nare, pijnlijke zaken wat verzachten door je voorzichtig uit te drukken
heengegaan (dood) / onvolkomenheden (fouten) / geholpen (gecastreerd)
hoofdletters en leestekens
hoofdletter bij:
– begin van een zin
– eigennamen
– bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van eigennamen (Nederlandse)
kleine letter bij:
– samenstellingen met religieuze feesten
– windstreken
– seizoenen, maanden, weekdagen
– namen die niet meer aan de persoon doen denken
punt
voor het afsluiten van een gewone zin
vraagteken
voor het afsluiten van een vragende zin
uitroepteken
na een uitroep of bevel
komma
– voor of na een aanspreking
– tussen opsommingen
– tussen 2 persoonsvormen
dubbele punt
voor het aankondigen van een citaat of een opsomming
aanhalingstekens
bij citaten
ik-verteller
– meestal één van de personen in het verhaal
– hij zegt alleen wat hij zelf denkt en voelt
onzichtbare/verborgen verteller
– de verteller kán de gevoelens en gedachten van meerdere personen weergeven
verschillende soorten informerende teksten?
– instructie (bv. gebruiksaanwijzing)
– uitleg over iets (bv. folder)
– op de hoogte gebracht van iets wat gebeurd is (bv. Krant)
– aankondiging van iets wat gaat gebeuren (uitnodiging/poster/flyer/trouwkaart/nieuws)
samenstellingen
woorden die uit 2 of meer verschillende woorden zijn opgebouwd
soms komt er een -s een -e of -en tussen de woorden
afleiding
bestaat uit een kernwoord met een voor- of achtervoegsel dat op zichzelf meestal geen woord is
bn'en en bijwoorden:
– achtig: kinderachtig – lijk: wetenschappelijk
– baar: onoplosbaar – rijk: waterrijk
– ief: subjectief – vaardig: slagvaardig
– isch: logisch – wekkend: zorgwekkend
– kundig: vakkundig – zaam: behulpzaam
zn'en:
– heid: werkloosheid
– isme: socialisme
– (i)teit: biodiversiteit
– ing: regering
ironie
je zegt op een spottende manier het tegenovergestelde van wat je bedoelt
“De film was zo spannend, ze braken de zaal bijna af.” (hij was juist supersaai)
trema
om te voorkomen dat 2 klinkers in 1 woord samen worden uitgesproken.
– ie, oe, ai, eu: kopiëren, poëzie, cocaïne, reünie
– sommige voltooide deelwoorden: geëist, geïrriteerd, geüniformeerd
– enkele meervoudsvormen
– ee: ideeën
– woorden met klemtoon op -ie: melodieën
– woorden zonder klemtoon op -ie: bacteriën
– leenwoorden: überhaupt, rösti, glühwein, smörrebröd
geen trema
– geen foute uitspraak mogelijk: gekopieerd, financieel
– bij 2 i's: heiig, beschoeiing
– samenstellingen (dan het koppelteken!!): gala-avond
apostrof
– weglatingsteken: 's avonds, Max' zusje, 's-Heerenbroek
– meervoud- en bezitsvormen die verkeerd uitgesproken kunnen worden: paraplu's, logo's
– afleidingen: sms'en, wc's, A4'tje, 30'ers, PSV'ers
– meervouden van afkortingen: nv's, cd's
– verkleinwoorden op -y: lolly'tje
hoe herken je gedichten?
– bladzijde met veel wit
– dezelfde woorden of woorden met dezelfde betekenis worden herhaald
– alliteratie / eindrijm / assonantie (verloren voorwerpen)
– inversie van woorden (ongewone volgorde)
– figuurlijk
– metaforen / vergelijkingen / personificaties