Het Nederlandse landschap
Samenvatting AK Het Nederlandse landschap
7.1 Wat is een landschap?
Verschillende landschapsfactoren: klimaat, grondsoort & reliëf, bodem, waterhuishouding, flora en fauna, de mens.
Klimaat: -bepaalt hoe landschap eruit ziet.
-grote invloed op waterhuishouding, flora en fauna, bodem.
Grondsoort & reliëf: -grote invloed op waterhuishouding, flora en fauna, klimaat.
-reliëf = hoogteverschillen in een landschap.
-grondsoort = materiaal waaruit de ondergrond bestaat:
grind, zand, löss, klei
Bodem: -bovenste laag van de grondsoort waarin planten wortelen.
-bestaat uit verschillende lagen: horizonten
0-horizont: bovenste laag, aan het oppervlak: maaiveld (humus)
A-horizont: laag waar humusdeeltjes door overschot neerslag wegspoelen: uitspoelingslaag.
B-horizont: laag waar deze deeltjes inspoelen: inspoelingslaag.
C-horizont: oorspronkelijke grondsoort: moedermateriaal.
Waterhuishouding en capillaire werking:
-aanwezige grondwater en oppervlaktewater in een gebied:
grondwater bevindt zich onder het maaiveld en varieert in diepte.
Oppervlaktewater is wel te zien in landschap: meren, rivieren.
Capillaire werking is het vermogen om water omhoog te trekken.
Hoe groter de korrelgrootte, hoe kleiner de capillaire werking.
-
reliëf en vegetatie spelen een rol.
Flora en fauna: -bepalend voor het landschap.
-planten invloed op bodem: naalden zorgen voor zure humus.
-naaldbomen gebruiken meer grondwater dan loofbomengrond droog.
De mens: - bouwen nederzettingen, ook vele vormen van landbouw.
-
Veeteelt: vee houden voor het verkrijgen van voedingsmiddelen.
-
Akkerbouw: natuurlijke milieu aangepast voor productie van eigen planten.
-
Tuinbouw: intensieve vormen van landbouw: planten, bollenteelt, fruitteelt.
-
Bosbouw: natuurlijke en kunstmatig aangelegde bossen voor houtproductie.
Verkaveling: aanleg van hagen, sloten, hekken voor de begrenzing van landbouwgrond.
Blokverkaveling: in gebieden met lage grondwaterstand
Strookverkaveling: in gebieden met een hoge grondwaterstand(veel slootjes!)
Moderne verkaveling: door mechanisering steeds meer recht, aaneengesloten stukken.
Grondsoort |
Vruchtbaarheid |
Waterhuishouding |
Landbouwvorm |
Verkavelingsv. |
Grind |
Slecht |
slecht |
n.v.t. |
n.v.t. |
Zand |
Slecht |
Slecht |
Gras |
Blok |
Löss |
Goed |
Goed |
Akker, tuin |
Blok |
Lichte klei |
Zeer goed |
goed |
Tuinbouw |
Strook |
Veen |
Goed |
Slecht |
Bos, veeteelt |
strook |
Glastuinbouw:
Voordelen; veel geld verdiend, gratis gas opnemen.
Nadelen: -veel energie, veel mest, lichtvervuiling
7.2 Het geologische verleden van Nederland
Geografie: wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van verschijnselen aan het aardoppervlak.
Geologie: wetenschap die zich bezighoudt met fysische geschiedenis van de aarde.
Principe van superpositie: Jonger gesteente ligt hoger dan ouder gesteente.
Ouderdomsbepaling: relatieve datering:
Gidsfossielen in verschillende gesteentelagen.
Goed gidsfossiel: grote verspreiding gedurende korte periodeschelp
Slecht gidsfossiel: iets zonder harde delenkwal
Ouderdomsbepaling: absolute datering: gebruik van radioactieve isotopen.
Massa-extincties: periode waarin in korte tijd een groot deel van het leven uitsterft.
3 era’s: hoofdperioden: Paleozoïcum, Mesozoïcum, Kenozoïcum.
ERA |
Periode |
kenmerken |
|
Precambrium |
-Ontstaan eerste levensvormen, zonder harde delen. -vorming aarde, oceanen en continenten. |
Paleozoïcum |
Cambrium |
-542-488 miljoen jaar geleden. -Cambrische explosie van leven in zeeën en oceanen. |
|
Ordovocium, Siluur,Devoon |
-510-420 miljoen jaar geleden. -eerste planten op het land. -eerste insecten en gewervelde landdieren. |
|
Carboon (steenkool) |
-368 miljoen jaar geleden -oudste dagzomende gesteente in Nederland (z-Limburg) -supercontinent Pangea |
|
Perm |
-zoutvorming in Noord-Nederland -zandsteenlaag= reservoirgesteente (daaronder aardgas) |
Mesozicum |
Trias |
-247 miljoen jaar geleden -driedeling: zandsteen, kalksteen en schalie (kleiachtig) -Pangea breekt open door vulkanische activiteit. |
|
Jura |
-211 miljoen jaar geleden. -ontstaan Noordelijke Atlantische Oceaan. -tijdperk van de dino’s. |
|
Krijt |
-143 miljoen jaar geleden. (Kreta=kalk) -enorme stijging zeespiegel -krijtgesteente Limburg=mergel. Ook vuursteen. Krijtzee. -eerste vogels -Krijt-tertiair-massaextinctie. Einde dino’s. Inslag meteorietgeen zonlicht meeruisterven planten. |
Kenozoicum |
Tertiair |
- 65 miljoen jaar geleden. -Nederland op de plek waar nu Frankrijk ligt. - jonge gebergtes gevormd(Himalaya, Alpen). -daling Noordzeebekkenveel sedimenten:geosynclinale -zoogdieren en eerste mensachtigen. |
Kwartair
|
Pleistoceen Holoceen |
- 52 ijstijden (glacialen) en tussenijstijden. -grote invloed van de mens. |
Paleozoïcum – ‘het oude leven’ 542-251 miljoen — zes periodes
Mesozoïcum – ‘midden-leven’ 247-65 miljoen – drie periodes
Kenozoicum – 65,5 miljoen – nu – twee periodes
Pleistoceen
Soorten afzettingen:
-- fluviatiele sedimentenafgezet door rivieren, betreft grind-zand-klei, gelaagd al naar gelang stroomsnelheid: snelstromendgrind. Langzaam stromendfijnere klei.
-- mariene sedimentenafgezet door zee, betreft zand-klei, gelaagd en gesorteerd al naar gelang stroomsnelheid.
-- glaciale afzettingenafgezet door gletsjers, betreft rotsblokken of keileem (ontstaan door vermalen van gesteente.
-- eolische afzettingenafgezet door wind, betreft zand en löss, naar korrelgrootte gesorteerd, hoe harder het waait, hoe grover de sedimentdeeltjes.
-- fluvio-glaciale afzettingenbij stuwwallen in Nederland=spoelzandwaaiers, vlakbij de stuwwal ligt grind en grof zand, verder weg ligt fijn zand en klei.
Puinwaaier: uitgebreid puingebied door overstromingen Eridanos.
Rivierterrassen: ontstaan nadat de Maas zich sneller in de ondergrond sneed.
Saale-ijstijd:
-landijs van Scandinavië naar Nederland tot aan HUN-lijn(Haarlem, Utrecht, Nijmegen.)
-ijs voerde veel keien, grind en zand meesamengeperst tot keileem.
-Ook zwerfkeienhunebedden. Deze glaciale sedimenten worden ook wel grondmorene genoemd.
Nederland onderverdeeld in 3 delen:
*Noordelijk deel:
-landijs als gesloten front.
-nauwelijks reliëf meer, dicht onder oppervlak zwerfkeien en keileem.
*Midden-Nederland:
-Texel-Coevorden tot HUN-lijn.
-de ijstongen stuwden de zijkanten omhoogheuvels en dalen bleven in het landschap achter.
-opgestuwde heuvels = stuwwallen: zand en grind (fluviatiele afzettingen)Veluwe.
-dalen = tongbekkens: keileem en zwerfkeienGelderse Valei.
-fluvio-glaciale afzettingen = smeltwaterafzettingen of spoelzandwaaiers.
*Zuid-Nederland: nooit landijs geweest.
Einde Saale-ijstijdtemperatuur stijgt weer. Een interglaciaal: Eemien. Door opwarming stijgt de zeespiegel: overstromingnemariene afzettingen.
Weichselijstijd = Weichselien: laatste ijstijd.
- Nederland heeft toendraklimaat., Noordzee ligt droog, zand naar Nederland geblazen; dekzanddoor de wind dus eolische afzetting.
- Löss verder landinwaarts afgezet, Limburg, nu nog aan het oppervlak.
Holoceen
11.000 jaar geleden begonnen.
Nauwelijks afzettingen bijgekomen in Zuid-Oosten van Nederland.
-zuiden en oosten: Pleistoceen Nederland of Hoog-Nederland.
-westen en noorden: Holoceen Nederland of Laag Nederland.
Holoceen in Laag-Nederland:
Transgressiefasen: door de binnendringende zee veel zeeklei en kustzand afgezet.
Regressiefasen: zeewater kon binnenland niet bereiken, grondwaterstand steeg wel
moerassen achter duinen, veenvorming.
Fasen waarin zee en veenvorming belangrijke rol spelen:
Basisveen: begin van Holoceen, grondwaterspiegel steegmoerassen. Zeespiegel was te laag om deze delen te overstromen ontstaan dun veenlaagje: basisveen.
Strandwallen(oude duinen): ontstaan zandbanken in zeestrandwallenlage duinen.
Oude zeeklei: zee brak door duinen, nam zand en klei meegebieden opgehoogd.
Laagveen: zee brak minder door, planten konden groeien,
- ontstaan dikkere laag veen (Hollandveen)
Jonge duinen: spiegel stijgt snellerzee nam weer zand mee: tegen oude duinen aan.
Jonge zeeklei: zee brak weer door en sloeg veel veen weg, zand en zeeklei afzetten.
Holoceen in Hoog-Nederland:
Twee Holocene afzettingen:
-rivierklei: in West-Nederland konden de kleinste deeltje sedimenteren: rivierklei.
-hoogveen: door keileem kon regenwater nauwelijks wegstromen: natte gebieden.
Huidige Nederlandse Landschap
-8 hoofdlanschappen
- vernoemd naar de grondsoort