Het Nederlandse landschap

19-11-2013 20:34

Samenvatting AK Het Nederlandse landschap

 

7.1 Wat is een landschap?

Verschillende landschapsfactoren: klimaat, grondsoort & reliëf, bodem, waterhuishouding, flora en fauna, de mens.

 

Klimaat: -bepaalt hoe landschap eruit ziet.

-grote invloed op waterhuishouding, flora en fauna, bodem.

 

Grondsoort & reliëf: -grote invloed op waterhuishouding, flora en fauna, klimaat.

-reliëf = hoogteverschillen in een landschap.

-grondsoort = materiaal waaruit de ondergrond bestaat:

grind, zand, löss, klei

 

Bodem: -bovenste laag van de grondsoort waarin planten wortelen.

-bestaat uit verschillende lagen: horizonten

0-horizont: bovenste laag, aan het oppervlak: maaiveld (humus)

A-horizont: laag waar humusdeeltjes door overschot neerslag wegspoelen: uitspoelingslaag.

B-horizont: laag waar deze deeltjes inspoelen: inspoelingslaag.

C-horizont: oorspronkelijke grondsoort: moedermateriaal.

 

Waterhuishouding en capillaire werking:

-aanwezige grondwater en oppervlaktewater in een gebied:

grondwater bevindt zich onder het maaiveld en varieert in diepte.

Oppervlaktewater is wel te zien in landschap: meren, rivieren.

Capillaire werking is het vermogen om water omhoog te trekken.

Hoe groter de korrelgrootte, hoe kleiner de capillaire werking.

  • reliëf en vegetatie spelen een rol.

 

Flora en fauna: -bepalend voor het landschap.

-planten invloed op bodem: naalden zorgen voor zure humus.

-naaldbomen gebruiken meer grondwater dan loofbomengrond droog.

 

De mens: - bouwen nederzettingen, ook vele vormen van landbouw.

  • Veeteelt: vee houden voor het verkrijgen van voedingsmiddelen.

  • Akkerbouw: natuurlijke milieu aangepast voor productie van eigen planten.

  • Tuinbouw: intensieve vormen van landbouw: planten, bollenteelt, fruitteelt.

  • Bosbouw: natuurlijke en kunstmatig aangelegde bossen voor houtproductie.

Verkaveling: aanleg van hagen, sloten, hekken voor de begrenzing van landbouwgrond.

Blokverkaveling: in gebieden met lage grondwaterstand

Strookverkaveling: in gebieden met een hoge grondwaterstand(veel slootjes!)

Moderne verkaveling: door mechanisering steeds meer recht, aaneengesloten stukken.

Grondsoort

Vruchtbaarheid

Waterhuishouding

Landbouwvorm

Verkavelingsv.

Grind

Slecht

slecht

n.v.t.

n.v.t.

Zand

Slecht

Slecht

Gras

Blok

Löss

Goed

Goed

Akker, tuin

Blok

Lichte klei

Zeer goed

goed

Tuinbouw

Strook

Veen

Goed

Slecht

Bos, veeteelt

strook

Glastuinbouw:

Voordelen; veel geld verdiend, gratis gas opnemen.

Nadelen: -veel energie, veel mest, lichtvervuiling

 

7.2 Het geologische verleden van Nederland

Geografie: wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van verschijnselen aan het aardoppervlak.

Geologie: wetenschap die zich bezighoudt met fysische geschiedenis van de aarde.

Principe van superpositie: Jonger gesteente ligt hoger dan ouder gesteente.

Ouderdomsbepaling: relatieve datering:

Gidsfossielen in verschillende gesteentelagen.

Goed gidsfossiel: grote verspreiding gedurende korte periodeschelp

Slecht gidsfossiel: iets zonder harde delenkwal

Ouderdomsbepaling: absolute datering: gebruik van radioactieve isotopen.

Massa-extincties: periode waarin in korte tijd een groot deel van het leven uitsterft.

3 era’s: hoofdperioden: Paleozoïcum, Mesozoïcum, Kenozoïcum.

 

 

ERA

Periode

kenmerken

 

Precambrium

-Ontstaan eerste levensvormen, zonder harde delen.

-vorming aarde, oceanen en continenten.

Paleozoïcum

Cambrium

-542-488 miljoen jaar geleden.

-Cambrische explosie van leven in zeeën en oceanen.

 

Ordovocium, Siluur,Devoon

-510-420 miljoen jaar geleden.

-eerste planten op het land.

-eerste insecten en gewervelde landdieren.

 

Carboon

(steenkool)

-368 miljoen jaar geleden

-oudste dagzomende gesteente in Nederland (z-Limburg)

-supercontinent Pangea

 

Perm

-zoutvorming in Noord-Nederland

-zandsteenlaag= reservoirgesteente (daaronder aardgas)

Mesozicum

Trias

-247 miljoen jaar geleden

-driedeling: zandsteen, kalksteen en schalie (kleiachtig)

-Pangea breekt open door vulkanische activiteit.

 

Jura

-211 miljoen jaar geleden.

-ontstaan Noordelijke Atlantische Oceaan.

-tijdperk van de dino’s.

 

Krijt

-143 miljoen jaar geleden. (Kreta=kalk)

-enorme stijging zeespiegel

-krijtgesteente Limburg=mergel. Ook vuursteen. Krijtzee.

-eerste vogels

-Krijt-tertiair-massaextinctie. Einde dino’s. Inslag meteorietgeen zonlicht meeruisterven planten.

Kenozoicum

Tertiair

- 65 miljoen jaar geleden.

-Nederland op de plek waar nu Frankrijk ligt.

- jonge gebergtes gevormd(Himalaya, Alpen).

-daling Noordzeebekkenveel sedimenten:geosynclinale

-zoogdieren en eerste mensachtigen.

Kwartair

 

Pleistoceen

Holoceen

- 52 ijstijden (glacialen) en tussenijstijden.

-grote invloed van de mens.

Paleozoïcum – ‘het oude leven’ 542-251 miljoen — zes periodes

 

Mesozoïcum – ‘midden-leven’ 247-65 miljoen – drie periodes

Kenozoicum – 65,5 miljoen – nu – twee periodes

 

Pleistoceen

 

Soorten afzettingen:

-- fluviatiele sedimentenafgezet door rivieren, betreft grind-zand-klei, gelaagd al naar gelang stroomsnelheid: snelstromendgrind. Langzaam stromendfijnere klei.

 

-- mariene sedimentenafgezet door zee, betreft zand-klei, gelaagd en gesorteerd al naar gelang stroomsnelheid.

 

-- glaciale afzettingenafgezet door gletsjers, betreft rotsblokken of keileem (ontstaan door vermalen van gesteente.

 

-- eolische afzettingenafgezet door wind, betreft zand en löss, naar korrelgrootte gesorteerd, hoe harder het waait, hoe grover de sedimentdeeltjes.

 

-- fluvio-glaciale afzettingenbij stuwwallen in Nederland=spoelzandwaaiers, vlakbij de stuwwal ligt grind en grof zand, verder weg ligt fijn zand en klei.

 

Puinwaaier: uitgebreid puingebied door overstromingen Eridanos.

Rivierterrassen: ontstaan nadat de Maas zich sneller in de ondergrond sneed.

 

Saale-ijstijd:

-landijs van Scandinavië naar Nederland tot aan HUN-lijn(Haarlem, Utrecht, Nijmegen.)

-ijs voerde veel keien, grind en zand meesamengeperst tot keileem.

-Ook zwerfkeienhunebedden. Deze glaciale sedimenten worden ook wel grondmorene genoemd.

 

Nederland onderverdeeld in 3 delen:

*Noordelijk deel:

-landijs als gesloten front.

-nauwelijks reliëf meer, dicht onder oppervlak zwerfkeien en keileem.

 

*Midden-Nederland:

-Texel-Coevorden tot HUN-lijn.

-de ijstongen stuwden de zijkanten omhoogheuvels en dalen bleven in het landschap achter.

-opgestuwde heuvels = stuwwallen: zand en grind (fluviatiele afzettingen)Veluwe.

-dalen = tongbekkens: keileem en zwerfkeienGelderse Valei.

-fluvio-glaciale afzettingen = smeltwaterafzettingen of spoelzandwaaiers.

 

*Zuid-Nederland: nooit landijs geweest.

 

Einde Saale-ijstijdtemperatuur stijgt weer. Een interglaciaal: Eemien. Door opwarming stijgt de zeespiegel: overstromingnemariene afzettingen.

 

Weichselijstijd = Weichselien: laatste ijstijd.

- Nederland heeft toendraklimaat., Noordzee ligt droog, zand naar Nederland geblazen; dekzanddoor de wind dus eolische afzetting.

- Löss verder landinwaarts afgezet, Limburg, nu nog aan het oppervlak.

 

Holoceen

 

11.000 jaar geleden begonnen.

Nauwelijks afzettingen bijgekomen in Zuid-Oosten van Nederland.

-zuiden en oosten: Pleistoceen Nederland of Hoog-Nederland.

-westen en noorden: Holoceen Nederland of Laag Nederland.

 

Holoceen in Laag-Nederland:

Transgressiefasen: door de binnendringende zee veel zeeklei en kustzand afgezet.

Regressiefasen: zeewater kon binnenland niet bereiken, grondwaterstand steeg wel

 moerassen achter duinen, veenvorming.

 

Fasen waarin zee en veenvorming belangrijke rol spelen:

 

Basisveen: begin van Holoceen, grondwaterspiegel steegmoerassen. Zeespiegel was te laag om deze delen te overstromen ontstaan dun veenlaagje: basisveen.

Strandwallen(oude duinen): ontstaan zandbanken in zeestrandwallenlage duinen.

Oude zeeklei: zee brak door duinen, nam zand en klei meegebieden opgehoogd.

Laagveen: zee brak minder door, planten konden groeien,

- ontstaan dikkere laag veen (Hollandveen)

Jonge duinen: spiegel stijgt snellerzee nam weer zand mee: tegen oude duinen aan.

Jonge zeeklei: zee brak weer door en sloeg veel veen weg, zand en zeeklei afzetten.

 

Holoceen in Hoog-Nederland:

Twee Holocene afzettingen:

-rivierklei: in West-Nederland konden de kleinste deeltje sedimenteren: rivierklei.

-hoogveen: door keileem kon regenwater nauwelijks wegstromen: natte gebieden.

 

Huidige Nederlandse Landschap

-8 hoofdlanschappen

- vernoemd naar de grondsoort