Instrumentengroepen (p. 57+58)
INSTRUMENTENGROEPEN
Strijkinstrumenten:
viool, altviool, cello, contrabas
houten blaasinstrumenten:
A) zonder riet: blokfluit, dwarsfluit
B) enkel riet: klarinet, saxofoon
C) dubbel riet: hobo, fagot
koperen blaasinstrumenten:
trompet, trombone, hoorn, tuba
slaginstrumenten:
A) membranofonen: snaartrom, grote trom, pauk, tamboerijn, bongo's
B) idiofonen: castagnetten, maraca's, claves, woodblock, zweep, triangel, bekkens, gong, klokkenspel, xylofoon, buisklokken
C) drumstel: verzameling trommen en bekkens
tokkelinstrumenten:
akoestische gitaar, elektrische gitaar, basgitaar, harp, luit, banjo, mandoline, balalaika
toetseninstrumenten:
piano (vleugel), keyboard, klavecimbel, (kerk)orgel, elektronisch orgel, synthesizer, accordeon
door de manier waarop ze worden bespeeld worden muziekinstrumenten in een groepsindeling ingedeeld
ORKESTEN
symfonieorkest: strijkinstrumenten, houten blaasinstrumenten, koperen blaasinstrumenten, slaginstrumenten, de harp (tokkel)
harmonieorkest: houten blaasinstrumenten, koperen blaasinstrumenten, slaginstrumenten, de contrabas
fanareorkest: koperen blaasinstrumenten, saxofoons, slaginstrumenten
brassband: koperen blaasinstrumenten, slaginstrumenten
strijkorkest: strijkinstrumenten
Big Band: trompetten, trombones, saxofoons, piano, contrabas op basgitaar, soms strijkinstrumenten, drumstel
solisten kunnen met alle orkesten optreden, ookal hoort het instrument dat ze bespelen niet bij dat orkest
strijkorkest: ca. 1550
symfonieorkest: ca. 1650
harmonieorkesten, fanfareorkesten, brassbands ca. 1850
big band: ca. 1920