Pluriforme Samenleving 1-5

29-03-2014 15:55

Maatschappijleer samenvatting Pluriforme samenleving 1 t/m 5

 

1. Cultuur en identiteit

 

Cultuur: alle waarden, normen en andere aangeleerde kermerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.

--> Bepaalt jouw:

-identiteit (persoonlijkheid:kleding, muziek, social media)

-referentiekader (deels dezelfde waarden, normen en gewoonten)

-richting aan het denken en doen--> gedragsregulerend: cultuur doet het gedrag van mensen geordend verlopen.

 

Presentation of the self: manier waarop wij ons in een rol laten zien--> beïnvloed door maatschappelijke verwachtingen.

Impression management: verschillende maskers die we onbewust verwisselen als we in een andere rol komen.

 

Dominante cultuur: het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving wordt geaccepteerd.

Subcultuur: als een groep eigen normen, waarden en andere kenmerken ontwikkelt, die afwijken van de dominante cultuur.

Etnische cultuur: subcultuur van mensen die behoren tot dezelfde etnische groep. (etnisch: behorend tot bepaald volk of afkomstig uit bepaald land)

Tegencultuur: door mensen die zich verzetten tegen een dominante cultuur of daar een bedreiging voor vormen.

 

Cultuuroverdracht:

- via socialisatie: proces waarbij iemand, bewust en onbewust, de waarden, normen en andere cultuurkenmerken krijgt aangeleerd.

--> door imitatie

-->binnen socialiserende instituties: instellingen, organisaties en collectieve gedragspatronen(= gemeenschappelijke gewoonten zoals carnaval) waarbinnen en waarlangs de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt.

Socialiserende instituties: gezin, school, vriendenkring, werk, geloofsrichting, overheid, media.

--> dmv sociale controle: de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.

--> in de vorm van positieve en negatieve sancties: diploma / uitfluiten voetbalwedstrijd.

 

Enculturatie: als je vanaf je geboorte in een bepaalde groep of bepaald land opgroeit, krijg je cultuurkenmerken met de paplepel ingegoten.

Acculturatie: het aanleren van de kernmerken van een cultuur waar je oorspronkelijk niet toe behoort.

Internalisatie: als je je bepaalde aspecten van de cultuur of samenleving waar je bij hoort, zo eigen hebt gemaakt, dat je je automatisch gaat gedragen zoals de groep dat van je verwacht.

 

Cultuur is dynamisch: culturen veranderen voortdurend-->vb. meeste Nederlanders vinden seks voor het huwelijk hel gewoon, vroeger was dat niet zo.

 

Groepsidentificatie: door socialisatie en internationalisatie voelen mensen zich verwant met de dominante cultuur en cultuur van kleinere groepen.

I--> Onze persoonlijkheid of identiteit bestaat voor een deel uit sociale elementen.

 

Nederlandse cultuur: individualistisch: veel nadruk op de individuele ontplooiing.

In Afrikaanse landen: collectivistisch: gastvrij zijn voor anderen en zorg dragen voor je ouders en schoonouders.

 

2. Culturele veranderingen

 

Nederlandse samenleving tot 1960:

- weinig sociale mobiliteit: moeilijk om te stijgen op de maatschappelijke ladder.

- sterk gezinsgericht (strikte taakverdeling)

- tot 1956 waren vrouwen handelingsonbekwaam: ze mochten zonder toestemming van hun man of vader geen overeenkomst sluiten, bv een bankrekening.

- hiërarchische verhoudingen: verschillen in rang werden geaccepteerd, bazen kregen ontzag van hun medewerkers en kinderen luisteren naar ouders

-verzuild: het maatschapelijk leven werd bepaald door geloofs- en levensovertuigingen (kerken met eigen sportverenigingen, katholieke scholen)

 

Nederlandse samenleving na 1960:

I--> Sociale en culturele revolutie: nieuwe politieke bewegingen, muziekfestivals waar drugs werd gebruikt, openlijk over seks gesproken, geen grenzen bij kleding en make-up.

-Nederland werd consumptiemaatschappij: een samenleving waarin het bedrijfsleven zich sterk richt op het produceren van aantrekkelijke luxegoedereren voor consumenten.

- sociale mobiliteit en opleidingsniveau nam toe door toenemende welvaart (langer doorleren)

- grotere mondigheid door hoger opleidingsniveau.

- gezag werd niet meer als vanzelfsprekend aanvaard.

- demonstraties kwamen op en mensen lieten zich minder beïnvloeden door wat de pastoor of dominee adviseerde.

- individuele ontplooiing kreeg meer kans.

- ontstaan van feministische actiegroepen (vrouwen eisten gelijke lonen, vergoeding anticonceptiepil en het kiezen voor abortus)

- homoseksuelen eisten gelijke rechten, met succes: ze mogen nu trouwen.

- ontzuiling: mensen gingen ook naar andere verenigingen, die zich hadden losgemaakt van de kerk.

- secularisatie: maatschappelijke organisaties staan los van de kerk.

- secularisme: religie hoort geen plaats te hebben in publieke ruimte

- opkomst jongerenculturen

- peergroup: een groep mensen in dezelfde leeftijdscatergorie met overeenkomstige belangstelling en leefstijl.

- opkomst tientallen commerciële zenders, naast een aantal publieke omroepen die door de overheid gesubsidieerd worden.

- globalisering: communicatie verruimd

 

Culturele globalisering heeft ertoe geleid dat de nationale dominante culturen zijn verbreed, maar ook in betekenis afnemen.

 

 

 

3. Nederland immigratieland

 

pushfactoren: factoren om je land te verlaten.

pulllfactoren: redenen om naar een land toe te komen.

allochtoon: wanneer iemand, of minimaal één ouder in het buitenland is geboren.

autochtoon: iemand die in Nederland is geboren en van wie de (groot)ouders ook in Nederland zijn geboren/opgegroeid

gastarbeiders: immigranten die sinds 1960 naar Nederland kwamen voor werk, maar hier toch bleven.

 

Groepen die naar Nederland kwamen:

- mensen uit nieuwe, minder welvarende lidstaten van de EU (zoals Polen, Roemenië) die werken voor lagere lonen.

- Hoogopgeleide mensen uit Duitsland, Japan, VS, China die kennis meebrengen (bv ICT) die werken bij multinationale bedrijven(KPN, Philips): kennismirgranten

- werkzoekenden uit arme gebieden buiten de EU: illegalen: mensen die geen wettige toestemming hebben om hier te wonen en te werken.

 

In 1949: veel Nederlandse Indiërs naar Nederland.

In 1951: veel Molukkers naar Nederland.

In 1975: veel Surinamers naar Nederland na onafhankelijkheid.

Vanaf jaren 60: Antillianen naar Nederland vanwege werkeloosheid daar.

 

Gezinshereniging: mensen die legaal in Nederland verblijven en die hun gezinsleden laten overkomen.

Gezinsvorming: Nederlander/legaal die met een buitenlander trouwt en hier een gezin sticht.

 

Vluchtelingen: mensen die hun land onder druk verlaten. De meesten komen uit Somalië, Irak, Afghanistan, Iran

Ze vragen asiel: toevluchtsoord.

 

 

4. Culturele diversiteit

 

Cultuursverschillen:

- Emancipatie

-gelijkberechtiging van vrouwen en homoseksuelen.

-kan top spanningen leiden.

-Bestuur en gezag

-rationele manier waarop de overheid het land bestuurt.

-in veel niet-westerse landen: traditionele en charismatische gezag.

-Huwelijk en seks

-in bv. islamitische gezinnen is vanwege de familie-eer seks voor het huwelijk verboden.

-dit leidt tot dilemma's bij de tweede generatie allochtoon: verwachtingen van thuis? of verleidingen van de moderne samenleving?

-familie-eer kan bij incidenten leiden tot eerwraak: verstoten worden door familie.

-Opvoeding

-demoratische manier van opvoeden: kinderen krijgen veel vrijheid.

 

Wij-zijdenken

-outgroup: de groep die er niet bij hoort: zij

-ingroup: wij kennen elkaar: wij

Polarisatie: 'wie niwt vóór mij is, is tegen mij'.

 

Conflictstrategieën:

-dulden/accepteren van afwijkend gedrag

-confronteren en beslechten met het doel dat ze zich aanpassen

-verbieden en handhaven

 

5. Vormen van samenleven

 

Manieren van omgaan met de culturele diversiteit in een pluriforme samenleving:

  • Segregatie: het opdelen van een samenleving in gescheiden delen.

    • Bevolkingsgroepen leven in aparte wijken en er zijn aparte scholen.

    • Kan uit vrije wil: bewust afgescheiden. Vb: Chinatown in Amsterdam.

 

  • Assimilatie: een bevolkingsgroep past zich volledig mogelijk aan, dat de oorspronkelijke cultuur grotendeels verdwijnt.

    • Groep geeft een belangrijk deel van eigen sociale identiteit op.

    • Vrijwillig of onder dwang: overheid verbiedt dan taal/cultuur.

 

  • Integratie: als iemand zich aanpast aan de cultuur waar hij in terecht komt, maar tegelijkertijd gedeeltelijk zijn eigen gewoonten, normen en waarden kan behouden.

    • Bv. jongere die verhuist van Groningen naar de randstad.

    • Iemand is geïntegreerd als:

      • Er sprake is van een gelijke juridische positie.

      • Er een gelijkwaardige deelname op sociaaleconomisch terrein is.

      • De kennis van de Nederlandse taal voldoende is.

      • De gangbare normen, waarden en gedragspatronen

 

Integratie is tweezijdig:

  • Er wordt van de nieuwkomer verwacht dat hij bereid is te integreren.

  • Maar de samenleving moet die integratie mogelijk maken.

Dus beide partijen moeten zich aanpassen

 

Melting pot: culturen van etnische groepen versmelten met de dominante cultuur, zodat er in feite een nieuwe cultuur ontstaat.

 

Salad bowl: sprake van wederzijdse beïnvloeding van culturen maar cultuurgroepen behouden hun eigen typische kenmerken.

 

Nederland koos voor het integratiemodel.

  • Immigranten verschillen in sociaal en cultureel opzicht.

  • Nederlandse samenleving is individualistisch.

 

 

 

 

 

Integratieprobleem: veel nieuwkomers bleef achter op sociaaleconomisch opzicht.

  • Werkloosheid: door automatisering raakten laaggeschoolden hun baan kwijt.

  • Taalachterstand: niet-westerse allochtonen hebben vaak moeite met de taal.

  • Woonsituatie: migrantengroepen vestigden zich in grote steden, waardoor de autochtone inwoners zich niet meer thuis voelden. Ontstaan van witte en zwarte scholen.

  • Discriminatie: minderheden worden gediscrimineerd op de arbeidsmarkt, sportverenigingen, in het uitgaansleven en in de media.

 

Vroeger was het beleid van de overheid gericht op integratie met behoud van cultuur en identiteit.

Later, toen bleek dat de immigranten bleven:

  • Bestrijding van de werkloosheid

  • Taalachterstand wegwerken

  • Opknappen van achterstandswijken

 

Culturalisering van het integratiedebat: cultuurverschillen tussen nieuwkomers en autochtone bevolking worden als hoofdoorzaak van etnische minderheden aangewezen.

 

Wil je de mate van integratie meten, dan moet je ook kijken naar sociaaleconomische en politieke integratie.