Thema 6
Samenvatting Biologie thema 6: voortplanting
basisstof 1
geslachtskenmerken = de kenmerken waaraan je het geslacht kan herkennen
primaire geslachtskenmerken = de kenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn
secundaire geslachtskenmerken = de kenmerken die ong. vanaf 10 jaar ontstaan
puberteit = een periode in je leven waarin je lichamelijk, geestelijk & sociaal verandert
groeispurt = als je ong. 12 jaar bent ga je opeens heel hard groeien
seksualiteit = seks
verliefd = als je je heel sterk aangetrokken voelt tot 1 speciaal persoon
relatie = verkering/getrouwd
geslachtsgemeenschap = het hebben van seks
basisstof 2
teelballen = produceren elke dag vele miljoenen zaadcellen
zaadcellen/spermacellen = de mannelijke geslachtscellen
balzak = een huidplooi om de teelballen die de temperatuur regelt voor de teelballen
hormonen = stoffen die allerlei processen in je lichaam regelen, alleen werkzaam in de organen die er gevoelig voor zijn
hormoonklieren = produceren hormonen, en geven ze af aan het bloed
hypofyse = een belangrijke hormoonklier, zorgt voor het produceren van zaad/eicellen
bijballen = hierin worden de zaadcellen tijdelijk opgeslagen
zaadleiders = vervoeren de zaadcellen
zaadblaasjes = voegen vocht met voedingsstoffen toe
prostaat = voegt vocht toe
sperma = het vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat met zaadcellen samen
urinebuis = voert het sperma of de urine af
zaadlozing = dan komt het sperma naar buiten
penis = mannelijk geslachtsdeel, dient voor het inbrengen van zaadcellen bij een vrouw
de eikel = de top van de penis, erg gevoelig waardoor hij voor opwinding kan zorgen
voorhuid = een dunne huidplooi die de eikel bedekt
erectie/stijve = als de penis groter en stijf wordt
zwellichamen = veroorzaken een erectie, vullen zich dan met bloed
vagina = vrouwelijk geslachtsdeel
zweepstaart = hiermee kan een zaadcel zich voortbewegen
klaarkomen/orgasme = een lekker gevoel (krijgen) tijdens de seks
basisstof 3
eierstokken = hierin vindt de ontwikkeling van eicellen plaats
eicellen = de vrouwelijke geslachtscellen, groter dan een zaadcel door reservevoedsel
overgang = ong. 50 jaar, dan komt er geleidelijk steeds minder vaak een eicel tot ontwikkeling, na de overgang stopt de ontwikkeling helemaal
ovulatie/eisprong = hierbij komt een eicel vrij uit de eierstok
eileiders = vervoeren de eicel naar de baarmoeder
vagina = vrouwelijk geslachtsdeel
bevruchting = als de kern van een zaadcel samensmelt met de kern van een eicel
innesteling = als het klompje cellen zich vast zet in het baarmoederslijmvlies
clitoris = erg gevoelig waardoor het voor opwinding kan zorgen
maagdenvlies = een randje weefsel aan het begin van de vagina
basisstof 4
menstruatie/ongesteld zijn = als een deel van het baarmoederslijmvlies afbreekt en met bloed uit je vagina komt
maandverband/tampons = vangt de resten van het baarmoederslijmvlies en t bloed op
basisstof 5
3 verschillende manieren om over seks te denken:
– eerst vaste relatie
– vaste relatie niet belangrijk
– trouwen voor seks
geloofsovertuiging kan ^^hier^^ invloed op hebben
lustbeleving = als seks mensen plezier geeft
porno(grafie) = als foto's of films het doel hebben mensen seksueel te prikkelen
prostituee/hoer = heeft tegen betaling seks met een klant
voorbehoedsmiddelen = zorgen ervoor dat mensen geen kind krijgen als ze seks hebben of tegen soa's
heteroseksueel = als mensen zich seksueel aangetrokken voelen tot mensen van het andere geslacht
homoseksueel = als mensen zich seksueel aangetrokken voelen tot mensen van hetzelfde geslacht
lesbisch = homoseksuele meisjes en vrouwen
biseksueel = als mensen zich seksueel aangetrokken voelen tot beide geslachten
seksueel geweld = als iemand je dwingt tot seksueel contact
incest = als iemand van je familie je dwingt tot seksueel contact
ongewenste intimiteit = als iemand ongewenst licht seksuele handelingen verricht (vastpakken, billen knijpen)
aanranding = als iemand met geweld of bedreiging dwingt tot ongewenst seksueel contact
verkrachting = ongewenste geslachtsgemeenschap
loverboy = iemand die eerst erg aardig doet tegen een meisje en haar verleidt met aandacht en mooie cadeau's, zo krijgt hij macht over haar, waardoor hij haar kan dwingen tot prostitutie om daaraan veel geld te verdienen
basisstof 6 en 9
geboorteregeling = als een vrouw (vaak met een man) beslist of ze een kind wilt of niet
anticonceptiemiddelen = product dat er voor zorgt dat je niet zwanger wordt
onbetrouwbare methoden:
– periodieke onthouding: hierbij hebben man en vrouw geen seks in de 'vruchtbare periode' van ongeveer 4 dagen
– coïtus interruptus (onderbroken geslachtsgemeenschap): hierbij trekt de man zijn penis uit de vagina als hij zijn orgasme voelt aankomen
betrouwbare methoden:
– condoom: een hoesje van dun rubber dat om de penis gaat en houdt het sperma tegen
voordeel = gemakkelijk, goedkoop, betrouwbaar en houdt soa's tegen
nadeel = het vrijen moet worden onderbroken
– (anticonceptie)pil: bevat veel oestrogeen en progesteron waardoor er geen ovulatie komt
voordeel = betrouwbaar, geen onderbrekingen tijdens de seks
nadeel = je kan hem vergeten, beschermt niet tegen soa's, misselijkheid, hoofdpijn, gewichtstoename en een gespannen gevoel in de borsten
– de NuvaRing: je stopt het voor de baarmoeder en daar produceert het oestrogeen en progesteron waardoor het baarmoederslijmvlies dik en taai wordt waardoor de bevruchte eicel zich er niet in kan nestelen
voordeel = je kan het niet vergeten, betrouwbaar, kleinere bijwerkingen dan bij de pil omdat je minder hormonen krijgt
nadeel = beschermt niet tegen soa's, onhandig om in te brengen
– de prikpil: om de 3 maanden een prik met een hormoon dat de ovulatie remt, hierdoor komen er geen eicellen vrij
voordeel = hoeft niet dagelijks ingenomen te worden
nadeel = als een vrouw zwanger wilt worden (en dus stopt met de prikpil) kan het wel 2 jaar duren voor ze weer gaat menstrueren
– vrouwencondoom: wordt in de vagina aangebracht en houdt daar het sperma tegen
voordeel = beschermt tegen soa's, goedkoop
nadeel = kan scheuren, het vrijen moet onderbroken worden
– het spiraaltje (ankertje): een buigzaam plastic voorwerpje dat met ijzer is omwikkeld, het ijzer verhindert dat de zaadcellen de eicel kunnen bevruchten en als dat toch gebeurt verhindert het ankertje de innesteling
voordeel = betrouwbaar, gemakkelijk in gebruik
nadeel = hevigere menstruatie's, buikkrampen
– sterilisatie: operatie waarbij de man/vrouw onvruchtbaar wordt gemaakt
noodmaatregelen:
– morning-afterpil: een pil met veel oestrogeen en progesteron waardoor het baarmoederslijmvlies dik en taai wordt en er geen innesteling plaats kan vinden, max. binnen 3 dagen
– abortuspil: kan vaak om medische redenen niet toegepast worden, t/m 7e week
– zuigcurettage: hierbij wordt het baarmoederslijmvlies met het embryo weggezogen, t/m 13e week
– late abortus: een zwaardere ingreep, t/m 23e week
basisstof 7
embryo = het kind dat zich in de baarmoeder ontwikkelt
placenta/moederkoek = een speciaal deel van de baarmoederwand waar het bloed van de baby vlak langs het bloed van de moeder loopt om voedingsstoffen en afvalstoffen uit te wisselen
navelstreng = verbind het embryo met de placenta
vruchtvliezen (2x) = liggen om het embryo, hierin zit vruchtwater
vruchtwater = beschermt het embryo tegen stoten, uitdroging en wisseling van de temperatuur, en hierin kan het embryo zich makkelijker bewegen
melkklieren = zorgen voor de productie van melk in de borsten
weeën = hierbij trekken de spieren in de baarmoederwand zich met tussenpozen samen, hierdoor worden de baarmoederhals en de baarmoedermond wijder
ontsluiting = hoe wijd de baarmoederhals en de baarmoedermond zijn
uitdrijving/persweeën = de weeën worden krachtiger en de spieren in de buikwand gaan zich samentrekken
stuitligging = als bij een bevalling eerst het voetje of de kont naar buiten komt
dwarsligging = het kind kan niet geboren worden, dus moet de buik open worden gesneden, komt niet vaak voor
keizersnede = de operatie die plaatsvindt als de baby in een dwarsligging ligt
navel = het litteken dat je overhoudt door het afvallen van de navelstreng
nageboorte = de uitdrijving van de placenta en de resten van vruchtvliezen en navelstreng
basisstof 8 en 10
soa's/geslachtsziekten = ziekten die je alleen kunt krijgen via intiem lichamelijk contact met een besmette persoon
– chlamydia: bacterie, komt voor in urinebuis en baarmoederhals bij mensen tussen 15 en 30 jaar
ziekteverschijnselen = meestal geen, anders waterige afscheiding, pijn bij plassen en pijn in de balzak/onderbuik en bij vrouwen pijn bij het vrijen, bloedverlies buiten menstruatieperiode, meer of andere vaginale afscheiding dan normaal
bestrijden met = antibioticum
– aids: virus, vaak een dodelijke afloop. Het tast het afweersysteem aan waardoor deze persoon vatbaar wordt voor allerlei ziekten terwijl een gezond persoon daar niet/een klein beetje ziek van wordt
ziekteverschijnselen = geen specifieke, ligt eraan welke ziekte je hebt gekregen
veroorzaakt door: HIV (Human Immunodeficiency Virus)
seropositief = als iemand met aids geen ziekteverschijnselen heeft
bestrijden met = aidsremmers, remmen de vermenigvuldiging van het virus af, maar kunnen aids niet genezen, als iemand ze eenmaal gebruikt moet hij ze altijd blijven gebruiken
je kunt het binnenkrijgen via: bloed, sperma, vaginaal vocht, voorvocht of moedermelk van een besmette persoon
– genitale wratten: goedaardige huidafwijkingen op de geslachtsdelen en rond de anus (of er in)
ziekteverschijnselen = wratten
veroorzaakt door: HPV (Humaan Papilloma Virus)
bestrijden met = zelf behandelen met vloeistof/crème, wegschroeien, bevriezen, wegsnijden
– herpes genitalis: kan een infectie veroorzaken
ziekteverschijnselen = verschillende aanvallen: huid op of rond de penis, schaamlippen, ingang van de vagina of de anus geïnfecteerd → ontstaan rode plekjes, na 1,5 dag blaasjes en zweertjes of kleine wondjes → jeuk en een branderig gevoel / pijn bij plassen / afscheiding
veroorzaakt door: herpes simplex virus (type 2)
bestrijden met = geen geneesmiddel, innemen van tabletten die ervoor zorgen dat de hoeveelheid aanvallen verminderen en de groei van het virus remmen
– herpes labialis: koortslip, kan herpes genitalis veroorzaken dmv orale seks
veroorzaakt door: herpes simplex virus (type 1)
– gonorroe: infectie van de urinebuis, vagina, anus, keel en baarmoedermond
ziekteverschijnselen = vrouwen: vaak geen, geelgroene, etterige afscheiding / pijn bij plassen → niet wordt behandeld: eileiderontsteking → verstopping van eileiders → onvruchtbaarheid
mannen: geelgroene pus of helder slijm uit de urinebuis (druiper) → niet wordt behandeld: uitbreiden naar prostaat/bijbal waar koorts en pijn bij plassen
bestrijden met = antibioticum